SOVON ONDERZOEK - Bontbek- en strandplevier In de jaren 1999 tot en met 2002 is gedurende het broedseizoen populatieonderzoek gedaan aan de Bontbekplevier en de Strandplevier in de Delta. Het onderzoek vond plaats in samenwerken met en in opdracht van het RIKZ. Het veldwerk is uitgevoerd in een groot aantal gebieden in de Zeeuwse en Zuid-Hollandse Delta. Het onderzoek richtte zich op reproductie, overleving en dispersie & emigratie. In het kader van deze studie zijn van de Bontbekplevier in totaal 437 pullen en 112 adulte broedvogels geringd. Van de Strandplevier zijn in deze periode 302 pullen en 164 adulte broedvogels geringd. De adulten kregen naast een stalen ring ook een kleurring. Van de pullen van de Bontbekplevier is 56 % gekleurringd en van de Strandplevier 66%. Gebruikte codes: Witte code ring met een combinatie van 2 cijfers en/of letters. Er zullen echter weinig vogels meer in leven zijn van dit project. Waarnemingen van gekleurringde Bontbek en Strandplevier kunnen worden gemeld bij Pim Wolf. © Pim Wolf. In totaal zijn tijdens deze studie 571 nesten van Bontbekplevier gevonden. Wat betreft het uitkomstsucces zijn er tussen jaren geen significante verschillen gevonden. Wel is het berekende uitkomstsucces in 1999 en 2000 opvallend hoger dan in 2001 en 2002. Het aantal uitgevlogen jongen per paar neemt in de periode 2000-2002 af. Het gemiddelde uitvliegsucces ligt op 0.48 jong per paar per seizoen. Het broedseizoen van de Bontbekplevier is langgerekt, eieren worden gelegd van eind maart tot begin juli. Vervolglegsels en tweede broedsels worden regelmatig vastgesteld. Van de Strandplevier zijn tijdens deze studie 558 nesten gevonden. Het uitkomstsucces wisselt van jaar tot jaar. In 2000 was het significant lager dan in andere jaren. Ook het uitvliegsucces in de periode 2000-2002 is wisselend. Het gemiddelde uitvliegsucces ligt op 0.29 jong per paar per seizoen. Het broedseizoen van de Strandplevier is duidelijk gepiekt, begin mei beginnen de meeste vogels met de eileg. Vervolglegsels en tweede broedsels zijn nauwelijks vastgesteld. Overleving Voor de overlevingsanalyse zijn 312 gekleurringde Bontbekplevieren gebruikt. De gemiddelde overleving van juveniele Bontbekplevieren in de periode van broedseizoen 1999 tot broedseizoen 2002 is 32,1 ± 6,4% per jaar, tegen 74,1 ± 4,5% voor adulte vogels. Verschillen tussen mannen en vrouwen zijn niet significant. De oudste waargenomen broedvogel was minimaal 17 jaar. Bij de Strandplevier zijn voor de overlevingsanalyse 302 gekleurringde individuen gebruikt. De gemiddelde overleving van juveniele Strandplevieren in de periode van broedseizoen 1999 tot broedseizoen 2002 is 22,2 ± 5,9% per jaar, tegen 72,4 ± 5,0% voor adulte vogels. Verschillen tussen mannen en vrouwen zijn niet significant. De oudste waargenomen broedvogel was 15 jaar. Dispersie & emigratie Dispersie is geanalyseerd aan de hand van terugmeldingen en emigratie met behulp van een multistrata-analyse. De dispersie en emigratie van de Bontbekplevier is kleiner dan van de Strandplevier. De dispersie en emigratie van eerstejaarsvogels is voor beide soorten groter dan van adulte broedvogels. Meer onderzoekresultaten zijn te lezen in het te downloaden SOVON-onderzoeksrapport 2002/15: Analyse van overlevings- en broedbiologische gegevens van Bontbek- en Strandplevier in de Delta. Auteurs: Frank Majoor, Gerwin van Houwelingen, Frank Willems & Ruud Foppen |
© Frank Majoor. Website update
11-02-2014.
E-mail:
E-mail: