KLEURRING ONDERZOEK KLEINE PLEVIER (Charadrius dubius)

In 2001 ben ik in het kader van RAS-project begonnen met het kleurringen van Kleine Plevieren in de omgeving Arnhem. In eerste instantie werden alleen de adulten en de grote pullen gekleurringd. Maar omdat grote pullen lastig te vangen zijn, worden nu ook de kleine jongen gekleurringd.

In 2010 kon ik ook jonge Oeverlopers ringen.

Het aantal geringde vogels is afhankelijk van de beschikbare tijd en aanbod aan broedvogels. Kleine Plevieren zijn er als de kippen bij als ergens geschikt pionier habitat ontstaat. Zo zaten er in 2002 twintig paar op Sluiseiland Driel (natuurontwikkeling) en in 2005 vijftien paar op de Schuytgraaf Arnhem (stadsuitbreiding). In 2007 en 2008 is er met hulp van een extra ringer (Joost Valkenburg) meer tijd besteed aan het onderzoek in een iets groter studiegebied.

Wit H boven T horizontaal- © Cor Fikkert 2010



Geel RJ - © Otto Faulhaber


Geel KU - © Wim van Barneveld


Wit XC - © Fred Hustings

Aantallen geringde Kleine Plevieren:
Jaar Adult Jong Adulten terug
uit eerdere jaren
1999 1 4
2000 1 3
2001 3 4 0
2002 16 31 1
2003 3 8 8
2004 4 19 5
2005 9 47 7
2006 3 13 14
2007 25 34 17
2008 10 25 30
2009 24 50 26
2010 13 47 38
2011 26 14 45
2012112331
201318923
Totaal geringd 112 285
Totaal geringd met kleurring 138 299
Ringplaats (groene marker) en waarnemingen buiten het studiegebied tijdens het broedseizoen (rode marker)
en buiten het broedseizoen (blauwe marker) van door mij gekleurringde Kleine Plevieren


© Google Maps: markers aanklikbaar, inzoomen, uitzoomen en schuiven is mogelijk


Foto: Otto Faulhaber
Gebruikte codes:
De ringen zitten boven loopbeen (tibia), aan de ene poot de kleurring en aan de andere poot de metalen ring. De kleurring is wit, geel of groen met 2 cijfers en/of letters. De inscriptie staat drie maal verticaal op de ring en moet altijd van beneden naar boven gelezen worden. Met uitzondering van de groene (en enkele witte) ringen. Bij de groene ringen staat de code horizontaal op de ring, twee letters boven elkaar, van boven naar beneden te lezen.


© Harvey van Diek

Wit BH - © Harvey van Diek
Resultaten
We zien vooral de als adult geringde vogels terug in het studiegebied. We gaan er van uit dat de pullen grotendeels elders gaan broeden. Mogelijk tot ver buiten ons studiegebied. Zo werd in april 2009 een als pull geringde Kleine Plevier in het Lauwersmeer afgelezen.

En in 2009 is voor het derde jaar op rij een Kleine Plevier in Zwitserland afgelezen! Deze broed nu hier succesvol. Foto nieuwe broedplek in Zwitserland zie onder. Deze vogel is in 2005 als adulte vrouw op nest in Driel gevangen. Een verplaatsing van ruim 600 km! Voor pullen had ik dergelijk gedrag wel verwacht... Bij onderzoek elders zijn dergelijke verplaatsingen nooit vastgesteld!


© Jérôme Gremaud

Tot nu toe zijn er twee nazomerwaarnemingen van 1KJ vogels binnen gekomen die in het geboortejaar naar het noorden trokken, als een soort dispersie (noord Groningen en langs de Eems in Duitsland). Daarnaast zijn er ook nog twee doortrekwaarnemingen van adulten uit Frankrijk, één waarneming uit het najaar en één uit het voorjaar.
We zien vooral de als adult geringde vogels terug in het studiegebied. We gaan er van uit dat de pullen grotendeels elders gaan broeden. Mogelijk ver buiten ons studiegebied.


© Koos Dansen

Onderzoek elders
In Schleswig-Holstein (noord-Duitsland) zijn door Hein & Reiser van eind jaren 60 tot begin jaren 90 maar liefst 6007 Kleine Plevieren geringd (3686 als pull en 2321 als adult). In de loop der jaren zijn 351 reeds eerder geringde individuen als broedvogel afgelezen of teruggevangen. 83% hiervan was plaatstrouw. De adulten die zich verplaatsten naar een andere broedplek waren daartoe vaak gedwongen. Deze verplaatsingen waren gemiddeld 15 km, meestal niet verder dan de dichtstbijzijnde geschikte broedplaats. Een uitschieter was een vrouw die 136 km verplaatste en is buiten deze berekening gehouden.

Slechts 3.92% van de pullen is later als broedvogel terug gezien. Van deze pullen is de afstand van de geboorteplek naar eerste broedplaats gemiddeld 21 km. De vrouwtjes maakten daarbij de grootste verplaatsingen (man gemiddeld 18.8 km en vrouw 23.8 km). Een uitschieter was een vrouw die 604 km verplaatste en is buiten deze berekening gehouden.

De oudste kleine plevieren binnen dit onderzoek werden 11 (tot mogelijk 12-13) jaar oud.
Zie voor uitgebreid artikel Corax 18 (2000).

Oeverlopers
Op 14 mei 2010 vond ik bij de Lingewal te Huissen een nest van een Oeverloper. De ouder vloog vlak naast me van het nest tijdens het ringen van een Kleine Plevier. Op 30 mei kwam ik terug op deze locatie. Het nest was uit en beide ouders alarmeerden. Na rustig observeren vanuit de auto kon ik alle 4 de jongen vinden op enkele tientallen meters van het nest. De jongen heb ik geringd met een stalen ring aan tibia.


© Frank Majoor
© Frank Majoor. Website update 12-02-2014.
E-mail: